Een geslaagde maisteelt begint met een optimale bemesting en grondbewerking. De uitdaging: binnen de huidige krappe normen mais bemesten naar behoefte.

De tabel toont dat een geslaagd maisgewas van 19 ton ds/ha fors meer nutriënten onttrekt dan er volgens de gebruiksnormen mag worden gebracht. De benutting van nutriënten uit mest én uit de bodem is daarom belangrijker dan ooit.

Verbeter je bodem

De belangrijkste factor in de nutriëntenbenutting is de kwaliteit van de bodem. De bodemvoorraad is doorgaans hoog genoeg voor een goede gewasgroei, maar die kan je alleen benutten als de bodemkwaliteit goed genoeg is. Werk daarom aan de:

  • Chemische bodemvruchtbaarheid: breng en behoud nutriënten in de bodem met dierlijke mest, vanggewassen en groenbemesters
  • Fysische bodemvruchtbaarheid: investeer in organische stof middels vanggewassen en vruchtwisseling, zorg voor de optimale pH en CEC en wees zuinig op de bodemstructuur
  • Biologische bodemvruchtbaarheid: bodemleven speelt een sleutelrol in het vrijmaken van nutriënten, ziektewering en behoud van de structuur. Voorkom structuurbederf, voer zo veel mogelijk organische stof aan en pas indien mogelijk wisselteelt toe om het bodemleven te helpen.

Tijdstip van bemesten

Voor de beste benutting kan de bemesting het beste vlak voor de maiszaai plaatsvinden. Er is dan geen kans op uitspoelen en de nutriënten komen beschikbaar wanneer de mais ze nodig heeft.

Bemestingsplan per perceel

Een optimale mestbenutting is onmogelijk zonder inzicht in de samenstelling van je mest en van je bodem. Aan de hand van een mest- en bodemanalyse is het mogelijk perceelsspecifiek te bemesten op maat. Houd daarbij ook rekening met de nalevering uit het vanggewas. Op gescheurd grasland volstaat een zeer beperkte bemesting >>