Jos Groten doet voor Wageningen UR al 30 jaar onderzoek naar de prestaties van maisrassen in Nederland. De resultaten van zijn onderzoek worden jaarlijks gepubliceerd in de Aanbevelende Rassenlijsten mais van CSAR. Hij ziet een aantal trends in de rassenkeuze.

‘De laatste jaren hebben we natuurlijk te maken met nogal wat droogte in de maisteelt. Rond de bloei doet droogte de grootste schade. De bevruchting wordt (deels) gemist waardoor de zetmeelproductie achterblijft. Maisrassen met een vroege bloei zijn in het voordeel, omdat droogte meestal in de loop van het seizoen ontstaat.

Vroege rassen in het voordeel

De droge zomers hebben ook hun uitwerking op het groeiseizoen. Het Nederlandse groeiseizoen voor mais loopt van eind april tot half oktober. Daarna gaat de plant ‘interen’; hij verademt ’s nachts meer energie dan hij overdag produceert. We zien de laatste jaren echter dat de meeste mais door de droogte en warmte in de loop van september al ‘klaar’ is. Zeer vroege en vroege rassen hebben hun volledige potentie in die periode ook benut, maar middenvroege en late rassen niet. De vraag naar vroegere rassen is daardoor toegenomen.

Vroeg oogsten

De nieuwe vanggewasregels op zand- en lössgrond hebben natuurlijk ook sterk bijgedragen aan deze tendens. Onderzaai is toch vrij lastig. Als je geen risico wilt nemen is vóór 1 oktober hakselen en nazaaien de beste optie. Dat lukt met (zeer) vroege rassen meestal wel.

De droge periodes worden de laatste jaren vaak afgewisseld door hele felle buien. Afgelopen seizoen was er zelfs een zomerstorm. We zien hierdoor best veel legering op onze proefvelden. De stevigheid van een maisras is dus een hele belangrijke eigenschap, niet alleen in de kustgebieden.

Ziekten

Ook op de ziekten builenbrand en stengelrot heeft de droogte invloed. Builenbrandsporen bevinden zich in de grond en moeten opwaaien om planten te infecteren. Dat gebeurt vooral wanneer de bodem langere tijd droog is. Ook stengelrot wordt in de hand gewerkt door droogte: door droogtestress worden maisplanten er meer vatbaar voor. De resistentie tegen beide ziekten is vermeld op de rassenlijst.

Een nieuwe ziekte die in bepaalde regio’s behoorlijk schade veroorzaakt is maiskopbrand. Gelukkig is er op de rassenlijst nu een positieve lijst van rassen beschikbaar. Deze rassen kunnen goed op besmette percelen geteeld worden.

VEM-opbrengst

Tot slot zijn de ruwvoerpositie, kringlopen en derogatie van invloed op de rassenkeuze. De ruwvoervoorraden zijn behoorlijk teruggelopen, dan wordt opbrengst belangrijk. Maar ook in het kader van kringlooplandbouw is een hoge opbrengst positief. Door het grote grasaanbod kijken derogatiebedrijven wel meer naar het zetmeelgehalte. De raseigenschap VEM-opbrengst geeft de combinatie van opbrengst en kwaliteit weer. Je neemt dan ook de celwandverteerbaarheid mee, die ook zijn invloed heeft op de voederwaarde.’

Bekijk hier alle aanbevolen maisrassen voor komend seizoen >>